Het geslacht Hoekstra stamt uit +/- 1645 van Jan Meeuwes.
Van deze Jan Meeuwes is bekent dat hij geboren is +/- 1645 en gestorven
tussen 22-03-1732 en 19-09-1736. Waarschijnlijk komt Jan Meeuwes
uit Drachten, omdat zijn oudste zoon Jan daar later woonde. Veel verveners
kwamen in die tijd uit de gemeentes Smallingerland en Sappemeer. Jan Meeuwes
is 2 keer getrouwd geweest nl. met Jeltje Willems waar hij vermoedelijk
een zoon van had nl. Jan Jans, deze Jan Jans staat vermeld als erfgenaam
in de boedelscheiding van Jan Meeuwes, en met Haaitske Eits. Haaitske
Eits (Hait Eitties) geboren +/- 1675 te Mildam, overleden na 19 september
1739, dochter van Eit Willems geboren +/- 1640 te Mildam, overleden 18
mei 1681 te Mildam en van Jel Jans geboren +/- 1645.Haaitske Eits gaf hem
een zoon genaamd Meeuwes Jans. Jan Meeuwes was huisman te Mildam. Van Haaitske
Eits kunnen we terug gaan in de tijd (zij het niet in een rechte lijn)
naar Lieuwe Gabbesz, die +/- 1500 geboren is ergens in de buurt van Hemelum?
Haaitske Eits word ook wel Haits Eitties genoemd. Hieronder staat een boedelscheiding
afgedrukt die opgemaakt is in 1739 na de dood van Jan Meeuwes. Deze akte
werd ondertekend door Haits Eitties, Sybbe Sjoerts ??, ?? Piers, Hellinga,
Meeuwes Jans en Jan Jans. Was deze Jan Jans een zoon van Jan Meeuwes ???.
In deze boedelscheiding werd onder andere geregeld wie welke roerende en
onroerende goederen kreeg. Dat Jan Meeuwes meer eigendommen had dan wat
in de boedelscheiding staat, blijkt uit dat Fedde Doekles een huis huurt
van de erven van Jan Meeuwes in 1736. Waarschijnlijk is er na de dood van
Jan Meeuwes onenigheid geweest om de erfenis, omdat de boedelscheiding
pas opgemaakt is in 1739 en omdat er in staat dat met geen ruzie met elkaar
moet maken "molesteren". Uit deze akte kunnen we opmaken
dat Jan Meeuwes eigendommen had in Mildam aan wat nu de Schoterlandseweg
is ten westen van de Molenlaan, o.a. het huis waar later bakker Libbenga
woonde en de achter gelegen landerijen.
Hayts Eitties wed. wln Jan Meeuwes wonende tot Mildam requirants ter eenre ende Meeuwes Jans, en Jans Jans wonende tot Mildam en in de Dragten resp erfgenamen van heer wln vader Jan Meeuwes voorts. Requireerden ter andere zijden: verklaren ende bekennen geprocedeerd te hebben, tot scheidinge en delinge van sodane goederen, als partijen condividenten pro diviso, sedert haar man en en resp. vaders overlijden hebben bezeten: in welks doende is de reliquant Haits Etties toe gedeelt. Ten zekere zath lands met huijsinge shuijrs hovinge bomen en plantagie cum annexis, staende en gelegen tot Mildam; thans bij de mede Requirneerd Meeuwes Jans wordende gebruikt, Bestaende de landen dezer zathe ten 1en in een camp lands agter de huijsinge met de derde camp in de selfde uijtgangh; De noorderste camp aen de oostkant van de molenlaan in een twede; Drie campen lands gelegen ten westen van de Molenlaan in de derde uijtgangh, sijnde de 3,4 en vijfte campen van de wegh in een derde; Een finne lands gelegen tusschen de Cuijnder en de wegh, waarvan Durk Eijftties aen de west naastgelegen is; in een vierde. Een camp lands neffens de voorste van de voors : Drie campen ofte ten westen van dien in een vijfte; en sijdelijk gehele uijtgangh lands, uitgezondert de twede camp Jan Fooikes toebehorende, strekkende van de Mildamsterweg tot aan de Landweg; hebbende deze uijtgangh de erven van Ditmaer van Putten ten Oosten ende de erven Sake Roels ten westen, in een leste partije. Ten tweeden is de reguirente toegedeelt. Een huizinge cum annexis, bestaande in een voorhuijs met een camer; mede aldaer ten oosten van voors Boerehuijsinge staende bij de requirants zelfs wordende bewoont, en de sijdelijk ten derden is de regeinante toegedeelt alle geen uitgesonderde huijsraden en inboelen sodanigh als bij de regeinante wort bezeten. Daer en tegens zijn de regeineerden Meeuwes Jans en Jans Jans toegedeelt ten eersten zekere huijsinge schuijre en hovinge cum annexis, mede tot Mildam ten oosten van de laestgenoemde huizinge ende ten westen van de molenlaen; ten tweden sijn de reigineerden toegedeeld alle profijtelijke mondelinge wytestaende inschulden ofte alle momdelingste goede sijnde gelderen geen uijtgesondert, Soo van obligaten reversalen handtschriften boekseschulden en diergelijke. Mits dat de regiuneerden daar en tegens sullen hoede alle mandelige schulden tot aan de dato dezes sonder wijders; voorts is geconditioneert, dat partijen hine ende hunne vastigheden; hear bij desen toegedeelt sullen hebben en besitten voor’t geheel in vollen en waren eijgendom; ende dat met alle geen uitgesonderde lasten en profijtten acten servitutenen gerechtigheden als van ouds daer toe en aen sijn behorende. Dit dan sijnde ons onderlingh deelaccoort, verklaren wederzijds ons naden inhoudt deses te sullen en moeten reguleren; ende elkanderen het volle effect van doen hebben en genieten; sonder elkanderen in’t volgh om een nadere scheijdinge te mogen molestreren oft lastigh vallen; elkanderen de facto wedersijts stellende in den vollen en waren eijgendom van ijder sijn toegedeelde, omme ‘t selve gereedt met een regtvaardige tituele van eijgendom te aanvaarden prossederen en besitten. zampt zodanigh daer mede te doen en handelen gelijk eeneijder net zijn vrijeijgen geoorloft is; met aannemige omma elkanderen sijn toegedeelde vrij te sullen leveren mitsgaders voor de evectie van dien caveren so na regte behoort; gelijk ik reginante, de regineerden stelle als volmachten in eijgen zaken; omme de profijtelijke mandlinge geen exempte inschulden,te innen vorederen ende te ontvangen; voorts daer mede te doen ende te laten gelijk een ijder met zijn eijgen toestaet te doen alle ‘t welke bij ons contrasenten geacsepteert zijnde, verklaren wij regineerden wegens vaderlijke Goederen voldaen te sijn ende door dezen te vreden gesteld, Sodanigh dat wij geen nadere uijtvieringe oft scheidinge sullen mogen vorderen, elkanderen tot nakominge van ‘t gene voorts, is ten hijpotheecq ende onderpandt stellende alle onse goederen geen uijtgesondert genralijk ende expres; ‘t gene wij door dezen hebben bekomen: Subelum sola constitute & jure vetentionis in forma deselve benevens onse personen den Hove van Frijsland ende allen geregten submitterende in kennis onse handen ten procesentie van Auke Piers en Sijbbe Tjerks; mitsgaders de hand van de nots. Hellinga als getuijgen acten Dragten de 20e augustus 1739 onder twee eensluijdende.
Haits Eijtties Auke Piers
Meeuwes Jans
Tjibbe Tjerks Hellinga
Jan Jans
Anne de Groot
Yntze van der Honing
Luitzen Tjeabeles Hoekstra
Last updated 5 december 1998